Burenruzies zijn van alle tijd en van alle plaats. In 1740 liep de ruzie tussen twee vermogende dames hoog op in Nunspeet. Inzet was de toepassing van het oude windrecht. De Veelhorster Molen (nu molen De Duif ) had zeer oude papieren.

Vanouds was het windrecht een heerlijk recht dat toekwam aan de landvorst, in dit geval de Hertog van Gelre. Aan het windrecht waren bepalingen verbonden zoals in het Gelderse Landrecht uit 1609 stond beschreven: “geen schotwilligen (opslaande bomen) of andere opwassende boomen nader bij den voorseiden (water)molen geplantet sullen worden dan op 100 roeden end knotwilgen dan op 50 roeden”.  Rond een molen mochten binnen een cirkel van 380 meter resp. 190 meter geen opgaande – en knotbomen worden geplant. Op een afstand van 200 meter ten noorden van de Veelhorster molen, dus binnen het windrecht, lag het erf Grobbenhorst. De aanleiding tot de burenruzie was het aanplanten van bomen rond Grobbenhorst. De eigenaresse van het erf, Engelberta van den Clooster douairiere Schrassert uit Harderwijk, trok zich niets aan van het windrecht; ze plantte bomen. De eigenaresse van de molen, Maria Catharina Feith uit Elburg, voelde zich diep benadeeld en riep de hulp in van de landdrost (= gouverneur) van de Veluwe Lubbert Adolph Torck.

Er ontstond een fors proces. Landdrost Torck gaf de scholt (= burgemeester) van Ermelo Tileman Bon de opdracht alles te onderzoeken. Samen met de onderscholt Geerloff Martens nam hij een achttal verhoren af. Eerst werd koster Wolter Noyen opgeroepen. Noyen wist van de aanplant, alleen wist hij niet hoeveel. Twee andere getuigen beaamden dat er 600 of 648 bomen waren geplant. Een drietal arbeiders werden daarna aan de tand gevoeld. De eerste verklaarde dat de bomen bij nacht waren geplant, de tweede en de derde beriepen zich op de uitspraak van mevr. Schrassert dat de molen overlast veroorzaakte. Daarna kwam molenaar Derk Hartgers en zijn zoon. Zij verklaarden dat de molen soms stil stond bij noordenwind. De meningen waren dus zeer verdeeld.

Dan gebeurde er echter iets onverwachts: mevr. Feith stierf 5 september 1740. Zij had al in 1733 een testament opgesteld waarin de molen in het bezit zou komen van de Feithenhof, een tehuis voor oude mensen dat door haar was opgericht. De executeur-testamentair burgemeester Harmen van Erckelens uit Elburg kwam nu in beeld. Hij zocht contact met zijn collega burgemeester Roderic Schrassert uit Harderwijk, een verwante van de eigenaresse van Grobbenhorst, en gezamenlijk kwamen zij tot een oplossing: “er wort in der minne geremoveert (besloten) en daar omtrend geaccordeert (overeengekomen)” dat de beplantingen om de boerderij iedere zes jaar worden geknot op 2,4 meter boven de grond. En nieuwe aanplant is verboden.

De scholt van Ermelo diende nog wel een forse rekening in van 25 gulden en 10 stuivers. En zo liep een fikse burenruzie toch nog goed af tot wederzijds genoegen. Landdrost Torck zal tevreden zijn geweest over het resultaat. Hij hoefde zelf immers niet in actie te komen.

Peter Veen

Heeft u vragen en/of opmerkingen over dit artikel: nuwenspete@gmail.com 

Foto: Maria Catharina Feith (bron Feithenhof)    

 

Comments are closed.