In de jaren vijftig van de vorige eeuw waren er nog heel wat kleine boertjes in Elspeet. Sommigen hadden een paard, wat machines en een wagen of kar. Voor het boerenbedrijf werd er heel wat uit het bos (de bos, zoals we nu nog in Elspeet zeggen) gehaald.

Voor het afdekken van de bietenkuil of de aardappelkuil werd mos gebruikt. In het bos werden met een greep plakjes mos gestoken, op stapeltjes gelegd en dan later met paard en kar opgehaald. Dat mos vond je alleen in het dennenbos.

Voor strooisel in de koestal werden zakken vol droog beukenblad gebruikt. Dat werd bij mooi droog weer bijeen geharkt en dan in grote ‘matzakken’ (zakken van jute met blad) gestopt. Ik herinner mij dat ook soldaten bij een grote oefening in de winter tussen zulke matzakken zich warm hielden. Ze lagen dan op wacht. Zou de vijand vanaf Vierhouten komen? Zo waren ze beschermd tegen de gemene koude wind. Dit beukenblad was bovendien gemakkelijker in de mest te verwerken dan het lange stro.

Voor strooisel in het kippenhok werden dennennaalden bijeen geharkt en ook in grote matzakken gestopt. In het kippenhok was dit voor de scharrelkippen een prettige ondergrond en het kippenhok bleef mooi droog.

Voor het aanmaken van de kolenkachel werden in het dennenbos volop dennenappels geraapt en in zakken verzameld. Die moesten uiteraard wel heel goed droog zijn. Wij noemden die dingen ‘rotsen’, maar dat moet je dan uitspreken als het woord botsen. Anders denk je aan rotsen in een berglandschap.

Tenslotte noem ik de sprokken. Sprokkelen heette in het Elspeets dialect: sprokk’n hoolen. Sprokken zijn dode takken die in het beukenbos op de grond liggen. Maar meer bruikbaar waren de dode takken die nog niet op de grond gevallen waren: en dus droger waren.  Die werden met een ijzeren haak aan een lange stok van de boom afgetrokken. Als brandhout in de kachel gaven die heerlijke warmte. Door het verzamelen van die sprokken bleef het bos mooi opgeruimd. Tegenwoordig geven de beukenbossen een rommelige indruk vanwege al het dode hout dat gewoon blijft liggen. Dat schijnt beter te zijn voor torretjes en kevers, maar ik wen er nooit aan. Op de foto zien we Keetje van den Hoorn van de Schapendrift die met haar vrachtje sprokkelhout huiswaarts keert: voorraad voor de winter.

Dick Hazeleger

Foto uit ‘Buitenmensen een verdwijnend Veluws beeld’ (1988) van Chris Stein

Tekst bij de foto: Keetje van den Hoorn met haar sprokkelvracht.

Heeft u vragen en/of opmerkingen over dit artikel: nuwenspete@gmail.com  Of zoekt u meer informatie over Nunspeets verleden? Ga dan naar de website van de Heemkundige Vereniging Nuwenspete: www.nuwenspete.nl

 

Comments are closed.